Een groot deel van de Nederlandse wetgeving vindt zijn oorsprong in de Europese Unie. Bij het wetgevingsproces zijn zowel de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie als het Europees Parlement betrokken. Waar zitten zij elkaar in de weg en waar vullen zij elkaar aan? Waar ligt eigenlijk de democratie in Europa? Is er genoeg samenwerking tussen de EU en de nationale parlementen? En hoe ervaren de nationale parlementen de samenwerking met het Europees Parlement? Deze en andere vragen kwamen aan de orde in het Reuring Café met als titel Democratie in Europa, dat 15 maart jongstleden plaatsvond in de Glazen Zaal in Den Haag.
René Leegte trad op als host en deelde zijn inzichten als oud-parlementariër en rapporteur (Voorop in Europa). De andere deelnemers aan het debat waren Renata Voss, griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Jan Hamilton, griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, Renée Jones-Bos, secretaris- generaal Buitenlandse Zaken en Arend Jan Boekestijn, oud-parlementariër, columnist en radiomaker.
De sleutel tot een beter Europa ligt in de Tweede Kamer, zo stelde René. ‘De Kamer is de belangrijkste schakel tussen de Nederlandse kiezer en het Europese bestuur. Alle landen zijn op hetzelfde moment bezig met dezelfde onderwerpen, dus samenwerken ligt voor de hand. ’Werkt het Nederlandse parlement goed samen met het Europees parlement? ‘Dat kan beter’, meent Leegte. ‘Er zit veel onkunde en ego’s in de weg. Europees parlement is een jong parlement, dat veel wil. De Tweede Kamer is ouder en meer traditioneel. Bovendien is de profileringsdrang anders. Tweede Kamerleden worden afgerekend op nationale thema’s. Bovendien worden politici getraind om te zenden. Terwijl voor goede samenwerking luisteren ook heel belangrijk is. Ambtenaren, politici, griffie… de verschillende bloedgroepen werken langs elkaar heen. Dat zie je ook in andere landen.’
Klik hier voor foto, video’s en een uitgebreid verslag